Aan de Moerakkerstraat 3 in Deventer woonden Papa en Moeke Bonte.

In dit bovenhuis woonde het kinderloze echtpaar Johan Arend Stein, los arbeider (1905) en Wietske Stein-de Vries (1907).

In dit huis woonde het echtpaar Gijswijt en hun 3 kinderen.

Op het grote complex van Brinkgreven waren genoeg mogelijkheden voor onderduik.

Vroeger was hier gevestigd de groothandel in zoetwaren Daventria.

Dit was het huis van het Joodse echtpaar  Vromen.

Jaap Simons (1933) reageert in april 2014 vanuit Castleton, Vermont (USA) op deze website.

Destijds was in de Nieuwstraat op nummer 25 de bakkerij van De Leeuw.

Op 6 april 1995 trakteerde het Deventer Dagblad de lezer op een bijzonder bevrijdingscadeau.

Op dit adres woonde in de bezettingsjaren een hoogbejaarde vrouw met twee volwassen kinderen (1896 en1899).

Hier woonden tijdens de Jodenonderduikperiode Jan Schreurs (1905), electricien en zijn zuster Lies (1903).

Tegenover dit bovenhuis was destijds in de Davostraat de melkwinkel annex woonhuis van Brinks.

Dit was het woonhuis van Gerrit Oostelaar (1889), winkelier/boekhouder.

Hier vond het Joods gezin De Leeuw zijn vierde onderduikadres.

Hier woonde Berend Jan en Johanna van den Dool- Kers.

Vanwege zijn achternaam werd de man in dit huis in het dagelijks leven Paul genoemd.

Dina (Gerritdina Theodora) Boterman-van den Boog (1886) woonde hier in het begin van de bezetting met haar invalide man Gerrit Albertus Boterman (1874).

Wie vanuit de Duivengang de Broederenstraat is genaderd ziet recht voor zich een smal wit huis.

Dit huis, tegenover de Joodse begraafplaats, werd in de bezettingsjaren bewoond door het gezin Wienbelt.

In de gevel is te lezen MANUFACTURENMAGAZIJN “DE DUIF”.

De caféhoudster van De Groninger Boer was mevr. Alie Kloen-van Vondel.

Nicolaas van Petten (1893), tapijtwever, las als SDAP-er het Vrije Volk en luisterde naar de VARA.

De beide Deventer bruggen waren belangrijke verbindingen.

In de oorlogsjaren werd dit pand bewoond door Trijntje W. Sonnenberg–Broekhuis (1881).

Grietje Klein Woolthuis-Birza (1880) was fabrieksarbeidster.

Op dit adres woonde de familie Koster-van Laar.

Dit was de zaak van banketbakker Heiko (H.H.) Elsinga (1920) aan de Brink, drie ramen breed.

Paul Lodérus (Loderus) (1888), was districtshoofd Provinciale Waterstaat Overijsel.

In de gevel van dit winkelhuis staat  "DE HOOP".

In deze bovenwoning leefde Stine (Johanna Christina) Haverkamp (1873).

Henricus van Schothorst was als predikant verbonden aan de NH gemeente in Deventer.

Dit is het oudste huis in deze straat en het enige met een witte voorgevel.

Alexander Wamsteker gaf hier onderdak aan een Joodse echtpaar.

In dit grote huis woonde in de bezettingsjaren de weduwe Aaltje Plinsinga-Kalma (1886).

Hier woonde Jan Willem Gerritsen (1906), hoofd van de Afdeling Bevolking van de gemeente Deventer.

Destijds zaten in het portiek van dit pand twee deuren.

Hier woonde het gezin Vosmeijer.

Hier woonde het echtpaar Klingen.

Hier had Lammert Halfwerk (1911) sinds 1942  "De Boekenbeurs".

Ook in dit kleine huis waren onderduikers.

Hier woonde tijdens de bezettingsjaren het gezin Brand.

Destijds werd dit huis ook wel Us Honk genoemd.

Sinds 1930 woonde in dit huis het gezin Worisek.

De familie Simon was noodgedwongen verhuisd naar dit bovenhuis boven de slagerij van Kloezeman.

Het pand Smedenstraat 50 werd in 1966 gesloopt en had de kwalificatie krot met de aantekening sanering.

De meest gelauwerde Jodenhelper en verzetsheld in Deventer?

De gevel van dit pand is slechts vijf meter breed, maar bevat niet minder dan twee voordeuren.

Dit is het huis van de familie Blokker: Jan (1894), Geertje Blokker-de Groot (1895) en kinderen.

De Deventer inspecteur van politie Gerrit H. ter Horst ((1908) woonde in dit huis met zijn vrouw Aafje ter Horst-Schippers (1906).

Dit bovenhuis van drie verdiepingen werd bewoond door het gezin Ten Kleij.

Hier woonden Jan Blanksma (1875) en zijn vrouw Hillechien (Hillegien) Blanksma-Kroon (1881). 

Dit was de damesmodezaak van Oostelaar.

Hotel De Engel werd in de bezettingsjaren beheerd door J. Boudewijnse.

Dit pand was sinds april 1942 het woonhuis van het gezin van Matthijs Bennekers (1891).

Jan Willem Bosveld (1888) en  Aaltje Bosveld–Haas (1895) woonden in dit huis.

Dit is het adres van de Joodse synagoge.

Na de dood van zijn vrouw in oktober 1942 bleven Willem Wildschut (1884)  en zijn dochter Adrie in dit huis wonen.

Hendrik (Henk) Richie (1912) was adjunct-inspecteur van politie.