Onderduikhuizen voor Joden in Deventer

Deze website is een bijdrage aan de geschiedschrijving van de stad Deventer. Er wordt een overzicht gegeven van de panden, waarin zich hier tijdens de bezettingsjaren 1942-1945 de Joodse onderduik heeft afgespeeld.

Joden in Nederland

In de tweede wereldoorlog zijn meer dan 100.000 Joden uit Nederland door de bezetter om het leven gebracht. Het grootste deel daarvan had gehoor gegeven aan het Duitse bevel om zich voor ‘een werkkamp in het Oosten’ te melden, niet wetend dat het om vernietigingskampen ging waar zij kort na aankomst vermoord zouden worden. De rest van de Joodse mensen vertrouwde het niet en dook onder. Het kwam voor dat binnen een familie sommigen zich aanmeldden en anderen onderdoken. Talrijke kleine kinderen werden bovendien aan onbekenden toevertrouwd door hun Joodse ouders vòòr hun deportatie. Van de aldus uit het openbare leven verdwenen Joden zijn er veel gered, een grove schatting is 25.000. Helaas zijn vele anderen door toeval of verraad gevonden en in een vernietigingskamp of elders alsnog vermoord.


Dina (Gerritdina Theodora) Boterman-van den Boog (1886) woonde hier in het begin van de bezetting met haar invalide man Gerrit Albertus Boterman (1874).

Leliestraat 23Zij heeft gedurende een half jaar tegen betaling de Joodse familie De Leeuw van vier personen (ouders, jongen en meisje) laten onderduiken. Dit gezin had zijn huis aan de Langestraat op de avond van 2 september 1942 verlaten door over de schutting te klimmen. Hun achterburen aan de Rozenstraat vingen hen op en brachten hen naar de hen onbekende Dina Boterman. De zoon Meier De Leeuw (1931-2012) vertelt: "Vader had voor een half jaar onderdak gespaard, dat zou wel toereikend zijn… Toen het geld op was moesten wij daar weg, in de (strenge) winter. Mijn ouders waren wanhopig. Dat is misschien wel de slechtste herinnering die ik aan de oorlog heb. Vader heeft op goed geluk ergens in diezelfde straat aangebeld en een nieuw onderdak gevonden." Daar zijn zij enkele dagen gebleven tot er voor hen een ander onderduikadres in De Hoven was gevonden.
Er is echter voor dit gedwongen vertrek nog een andere verklaring opgedoken, Een tweede getuige (1931), een zoon van de ‘goede’ politieman J.G. van Zanten (Achter de Hoven 61) herinnert zich het volgende. Twee huizen van Dina vandaan woonde de ‘foute’ heer Z. die na de oorlog veroordeeld werd omdat hij vleesinkoper was geweest voor de Wehrmacht. Het viel zijn vader op dat deze man herhaaldelijk ’s avonds in een gangetje stond te loeren naar het huis van Dina. Hij vreesde dat verraad dreigde. Het is mogelijk dat zijn vader Dina heeft gewaarschuwd dat de familie De Leeuw daar niet langer veilig was, en dus snel moest vertrekken. Wat deze getuige zeker weet is dat zijn ouders aan hem en zijn broer de opdracht gaven enige tijd op Leliestraat 23 te overnachten om bij Z. de indruk weg te nemen, dat er op dit adres sprake was van onderduikers. Aldus geschiedde. Ook verklaart hij dat familie De Leeuw enige tijd zowel in zijn ouderlijk huis als bij de buren (Achter de Hoven 57) heeft gezeten, in die volgorde. Later zaten zij ook nog op Leliestraat 82

Dina had een kennis in Deventer - Jaap Ehrenreich (1896-1945) - die een ster droeg, maar dacht dat het met zijn oproep voor Westerbork niet zo’n vaart liep. Weliswaar was hij Joods, maar zijn vrouw niet. In dergelijke gevallen werd uitstel van deportatie verleend. Kennissen drongen er bij hem op aan dat hij toch zou onderduiken, en dat heeft hij begin 1944 in dit huis gedaan. Hij is daar ongeveer een half jaar gebleven. Uit verveling is hij weer naar huis teruggekeerd, daar kwam hij in de Organisation Todt terecht. Aldus getuigt zijn dochter (1924). Aan het eind van de oorlog is hij op de Oxerhof door Duitse en Nederlandse SS-ers vermoord.

Het adres op de kaart