Onderduikhuizen voor Joden in Deventer

Deze website is een bijdrage aan de geschiedschrijving van de stad Deventer. Er wordt een overzicht gegeven van de panden, waarin zich hier tijdens de bezettingsjaren 1942-1945 de Joodse onderduik heeft afgespeeld.

Joden in Nederland

In de tweede wereldoorlog zijn meer dan 100.000 Joden uit Nederland door de bezetter om het leven gebracht. Het grootste deel daarvan had gehoor gegeven aan het Duitse bevel om zich voor ‘een werkkamp in het Oosten’ te melden, niet wetend dat het om vernietigingskampen ging waar zij kort na aankomst vermoord zouden worden. De rest van de Joodse mensen vertrouwde het niet en dook onder. Het kwam voor dat binnen een familie sommigen zich aanmeldden en anderen onderdoken. Talrijke kleine kinderen werden bovendien aan onbekenden toevertrouwd door hun Joodse ouders vòòr hun deportatie. Van de aldus uit het openbare leven verdwenen Joden zijn er veel gered, een grove schatting is 25.000. Helaas zijn vele anderen door toeval of verraad gevonden en in een vernietigingskamp of elders alsnog vermoord.


Jaap Simons (1933) reageert in april 2014 vanuit Castleton, Vermont (USA) op deze website.

jacobsonstraat 14 1Hij laat weten dat hij op bovenstaand adres twee jaar lang ondergedoken heeft gezeten bij Evert en Mieke Peters-van Assen, die zelf geen kinderen hadden. (Archief: Evert J. (1895) was gasfitter, Mieke A. (1901) zonder beroep).Hij is afkomstig uit Haarlem en is waarschijnlijk in de loop van 1943 naar Deventer overgebracht. Met de trein en begeleid door een vrouw. Hij was in het huis in Deventer de enige onderduiker. Vanuit zijn kamertje op de eerste verdieping keek hij uit op de poort in de Van Heemstrastraat. Als hij daar onderdoor ging en vervolgens rechtsaf was hij in een wip bij tante Leida. Daar kwam hij graag. Ze hadden twee kinderen, Annie en Harry, een nakomertje. (Archief: fam. Van der Meij-Peters, Van Heemstrastraat 36).

Op zijn onderduikadres was geen schuilplaats voor het geval de boel zou worden verraden. Naar school ging hij niet. Dank zij zijn blauwe ogen en blond haar mocht hij wel buiten spelen en in een koor zingen. Maar hij mocht vooral niet opvallen. Toen hij een keer slaande ruzie kreeg met een buurjongen waarschuwden diens ouders dat zij er werk van zouden maken als dat nog eens zou gebeuren. En vanwege zijn opvallend mooie sopraanstem moest hij stoppen met dat koor.

Op zekere dag is Evert om onbekende reden in gijzeling genomen en overgebracht naar Vught. Jaap Simons is diezelfde avond in allerijl overgebracht naar een ander adres in de buurt van Deventer, later zat hij tijdelijk bij een bankier in Hoogezand en bij een boerengezin bij Dokkum. Hoe lang? Dat weet hij niet meer. In Deventer heeft hij de bevrijding meegemaakt. Toen zat hij met de hele buurt in de reusachtige kelder van de tapijtfabriek, vlakbij zijn onderduikadres. Hij herkent het onderduikhuis van een aan hem toegestuurde foto. Bij het zien daarvan ‘lopen hem de rillingen nog over het lijf’.

Zijn familie is in de bezettingsjaren om het leven gebracht. Evert en Mieke hadden hem graag als hun kind gehouden, maar er waren familieleden in Twente die overleefd hadden en die namen hem op. Bij zijn vertrek heeft hij zijn geliefde Steiff teddybeer aan Harry gegeven.

Het adres op de kaart